Biografie

Geboren in Australië (1952) en op jonge leeftijd (6 jaar oud) met mijn ouders en broers en zus naar Nederland gekomen. Lagere school in Leiden, middelbare school in Leiden en Oegstgeest. Foto-opleiding in Londen (3 jaar). Leraar aan een taleninstituut in Parijs (3 jaar). Mijn eerste plot speelde zich daar af, in Parijs. Samen met een stel vrienden had ik het idee een eigen taleninstituut te beginnen om Engels les te geven aan volwassenen. Het was een goed idee, in 1976 begon het tot de Fransen door te dringen dat het beheersen van de Engelse taal hun kansen op de internationale markten zou vergroten. Van secretaresses tot verkopers en managers, van bankiers tot fabrikanten van pre-fab woningen, iedereen wilde Engels leren. De vraag was groot, het aanbod was klein, kortom, het was een uitstekend moment voor ons plan. Het plan was ook dat wij ons instituut niet zelf zouden financieren (waarom weet ik niet meer), maar dat wij iemand zouden zoeken die er geld in wilde steken. Dat lukte, de financier die we vonden was een vrouw (met veel geld) die verliefd was op een van ons (niet op mij) en die een heel ander idee had van samenwerking. Het heeft even geduurd voor we dat door hadden. Dat geld is er nooit gekomen. Het taleninstituut ook niet, na de mislukking hadden we er geen zin meer in. Een voor een trokken we weg uit Parijs. De een ging terug naar Londen, de ander verhuisde naar Bordeaux en ik ging weer naar huis.

Terug in Nederland trouwde ik met AT (@ voor intimi) en werd ik reclametekstschrijver. Eerst zelfstandig, later met een compagnon en een eigen tekstbureau. Dat liep als een tierelier, er was veel vraag naar schrijvers, klanten leken uit zichzelf binnen te komen. Maar na een tijdje bleek dat mijn compagnon en ik niet hetzelfde wilden.

In 1988 werd ik weer zelfstandig, met een zekere mate van succes. Ik deed steeds grotere projecten voor steeds grotere klanten. Op het laatst schreef ik geen reclame meer, maar vooral rapporten en communicatie-adviezen, en dat is iets heel anders. In de advieswereld is nauwelijks vraag naar schrijfkwaliteit, spanning wordt niet op prijs gesteld.

Na zeven jaar maakte ik de stap van communicatie-advies naar fusiemanagement, het was een enorme verandering die ik zonder enig plan of plot maakte. Ik werd ervoor gevraagd en toen ik vroeg waarom ze mij kozen, kreeg ik als antwoord: ‘Ik denk dat jij dat wel kunt.’

Say no more.

Terwijl ik werkte aan het samenvoegen van drie gemeentelijke energiebedrijven, speelde er op de achtergrond een heel ander plot. Een echt plot. In alle vrije uren die ik had werkte ik aan mijn eerste thriller, Dump. Het boek was bijna af en ik had een uitgever die het wilde publiceren.

Ruim vier jaar had ik erover gedaan: schrijven, herschrijven, herschrijven en nog eens herschrijven. Ik was niet van plan het daarbij te laten. En iets niet van plan zijn, is ook een plan. In 1995 was het zover, mijn eerste grote fusie was afgerond en mijn eerste boek lag in de winkels: 1995 was een vet jaar. Dump werd meteen genomineerd voor de Gouden Strop. Geweldig. Fantastisch. Ongelooflijk. Er werden er in totaal 1368 van verkocht. 1368. Dat was  nogal dramatisch, op zulke lage verkoopcijfers kun je geen toekomst bouwen.

En dus kwam ik met een nieuw plan: hard werken, geld sparen en elk jaar drie maanden vrij te nemen om een boek te schrijven. Research kon ik doen tijdens het werk voor klanten, het echte schrijven niet. Het plan was niet om door meer boeken te schijven meer boeken te verkopen (alhoewel ik daar niet tegen was), ik wilde domweg een volgend boek schrijven. En daarna nog en nog een en nog een. Mijn plot was alweer aan het veranderen. En dat lukte. Sinds 1995 heb ik gestaag door geschreven. Het ene boek na het andere.

Fictie schrijven is mooi, het is een soort gecontroleerde meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Al die personages die in mij ontstaan, groeien en avonturen beleven, die allemaal iets doen, meningen hebben en fouten maken. Met ieder boek kruip ik in de huid van een ander en probeer ik alles te denken, doen en voelen als die ander. Van liefhebbend tot gewelddadig, van loyaal tot onbetrouwbaar. Al die personages komen uit mij en in mij. Sommige zijn dichterbij dan andere. Ik doe mijn best om tussen al die figuren mijzelf te blijven en dat is niet altijd eenvoudig. Als ik van ’s ochtends half acht tot ’s middags half een, zeven dagen per week, drie maanden lang Breder Weltmann ben of Matti van der Donk, ga ik dat vanzelf ook geloven. Tot ze worden opgevolgd door een volgend personage, door Bas Pantijn (in Bot) of John Antink (in de Repair Club).

Boeken, novelles, korte verhalen, toneelstukken, scenario’s en opdrachten. Sinds 1995 wordt elk idee een plan om te schrijven. Vrijwel alles wat ik heb geschreven is uiteindelijk uitgegeven. Door mijn boeken ontdekte ik de wereld van de thrillerauteurs en leerde ik nieuwe collega’s kennen in Nederland en in het buitenland. Daar geniet ik nu nog elke dag van.

In de loop dan die jaren heb ik een aantal functie vervuld.

– Voorzitter van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs (GNM); van 2000-2004.
– Lid van de International Association of Crime Writers (IACW).
– Voorzitter van de Stichting Gouden Strop, van 2016 – 2020.